Vlinders van het Singraven in 1998



Er is in 1998 voor het eerst is geprobeerd een indicatie van de aantallen vlinders te geven. Hierbij zijn aantalklassen gehanteerd, n.l.:
A: 1 - 10
B: 10 - 50
C: 50 - 100
D: + 100

1.bont dikkopje B
enkele vliegplaatsen in de Mors, vooral langs de paden aan de Dinkelkant
Bont Dikkopje , Harm Meek 2.geelsprietdikkopje A
3.zwartsprietdikkopje D
soms zeer talrijk langs het kanaal -Harseveld
4.groot dikkopje B
5.citroenvlinder B
6.groot koolwitje B
7.klein koolwitje D
8.klein geaderd witje D
vooral op het 12-dagwerk uitgesproken talrijk, verder Obbenkottermeien
9.oranjetip C
evenals de vorige het talrijkst op het 12-dagwerk
10.groentje B
11.kleine vuurvlinder B
12.bruine vuurvlinder A
alleen aangetroffen langs het kanaal
13.icarusblauwtje A
14.kleine ijsvogelvlinder B
15.atalanta A
16.kleine vos B
17.dagpauwoog B
18.gehakkelde aurelia A
verheugend is dat deze vlinder nu regelmatig wordt aangetroffen in het gebied
19.landkaartje B
20.bont zandoogje C
deze typische bosvlinder is wijd verspreid in het Singraven
21.argusvlinder A
22.koevinkje D
vooral talrijk in de Mors en langs het kanaal
23.oranje zandoogje A
alleen langs het kanaal aangetroffen
24.bruin zandoogje C

In het verslag van 1996 heb ik een eerste poging gedaan de rijkdom aan vlinders op het Singraven te kwantificeren. Hierbij is vooral een vergelijking gemaakt met bekende gegevens over soortenrijkdom; het Singraven, incl een deel van het kanaal, bleek een natuurgebied, dat rijk is aan vlinders. Door aantallen vlinders te tellen en te letten op het aantal soorten kun je de diversiteit van het gebied berekenen. Ook hier is een formule voor: S = a ln (1+ N/a)
Waarbij:
S = aantal soorten
a = diversiteit
N= aantal vlinders

Voor het Singraven heb ik geen exacte aantallen kunnen tellen, er is sprake van aantalklassen. Deze formule is zo opgebouwd dat ook dan het mogelijk is de diversiteit aan te geven. Het aantal soorten vlinders varieert van 24 in minder gunstige jaren tot 30 in zeer gunstige jaren. De aantallen vlinders variëren eveneens en wel van 500 tot 1000. Met deze randvoorwaarden vind ik een diversiteit die ligt rond de 5,0 . Dit is voor een Nederlands natuurgebied een heel behoorlijke. Een goed vlindergebied als het Punthuizenreservaat komt tot 3,6 en terreinen op de Hoge Veluwe tot waarden tussen de 4 en de 5. In het buitenland worden ook diversiteiten gehaald van 6 tot 7(Rijndal, Öland). Ik zal trachten in de toekomst hier meer duidelijkheid over te krijgen. Deze index wordt, zoals te verwachten, sterk beïnvloed door de aantallen van de talrijkste soorten, zoals koevinkje en geaderd witje, en het aantal soorten. Door de veelheid aan kleine biotopen zijn op het Singraven naar verhouding de aantallen klein en het aantal soorten groot en dat is nu juist wat deze index meet !

(bron: "Ecologische Atlas van de dagvlinders van Noordwest Europa" (F.A.Bink))

  • Back to Homepage